dinsdag 9 juni 2015

Kievit

De kievit (Vanellus vanellus) is een weidevogel uit de familie plevieren (Charadriidae). De naam wordt meestal uitgesproken als kieviet.


De kievit is een forse weidevogel van ongeveer 28 tot 31 cm groot en heeft een spanwijdte van 67 tot 76 cm.[2][3] Het gewicht is tussen de 150 en 300 gram.

De rug is recht en in de zomer is deze donkergroen met een paarse en koperen gloed, wat ook voor de bovenkant van de vleugels geldt tot aan het uiteinde met de witte toppen. In de winter is de rug groener met gelige randen aan de veren. De stuit is wit en heeft een zwarte vlek met een witte rand aan het uiteinde van de staart. Langs de flanken heeft de kievit een zwarte rand. De onderkant van de brede afgeronde vleugels zijn deels wit. Aan het uiteinde heeft de vleugel een witte rand. Vanaf daar tot een derde van de vleugel zijn de veren zwart gekleurd. De buik is wit met onder de staart een rode vlek. Van borst tot keel heeft de mannelijke kievit een zwarte band die doorloopt als een zwarte streep onder het oog en over de zwarte korte snavel. De keel is bij het vrouwtje gespikkeld zwart-wit. Op de wang heeft de kievit een witte vlek.

De nek is zwart tot grijs. De kievit heeft een hoog voorhoofd en een zwarte kap die overgaat in de voor de kievit zo karakteristieke zwarte kuif. Deze kuif is bij de vrouwtjes korter dan bij de mannetjes. In de winter is de kuif van het mannetje korter dan in de zomer.

Kenmerkend zijn de brede vleugels en de relatief langzame, flappende vlucht. In de paartijd zie je de mannetjes acrobatische capriolen uithalen in de lucht. In Friesland noemen ze dit "oer de wjuk gean". De kievit is een bekende weidevogel in Europa. Oorspronkelijk broedden kieviten op grassteppen in gematigd Europa en Azië. De mens is deze gebieden steeds meer gaan gebruiken voor het houden van vee en het verbouwen van gewassen. De kievit is één van de weinige soorten die zich goed kon aanpassen aan de veranderde omgeving. Tegenwoordig broedt de kievit in allerlei grote open terreinen langs de kust en in het binnenland, meestal op (maïs)akkers, weilanden en graslanden.

De status van de kievit is op dit moment nog niet bedreigd. Sinds 1980 is er een afname van een paar procent per jaar, zoals blijkt uit onderzoek van o.a. Sovon. In 2000 werden 200.000 tot 300.000 broedparen vastgesteld. Genoemde oorzaken zijn de steeds intensievere landbouw, de lage waterstand, predatie en verstedelijking. De kievit komt in het najaar in grote groepen samen om naar het warme zuiden te trekken. Bij gevaar veinst een kievit een gebroken vleugel en probeert zo een naderende wezel, vos of hermelijn weg te lokken bij het nest. Het hoofdvoedsel van de kievit wordt gevormd door wormen. Daarnaast eten ze allerlei insecten en wat onrijpe zaden. De beschikbaarheid van wormen bepaalt ook hoeveel vogels zich kunnen vestigen in een bepaald gebied.

Het broedseizoen van de kievit loopt van half maart tot in juli. Vogels waarvan het eerste broedsel is mislukt, proberen het vaak later in het seizoen nog eens. Een legsel bestaat meestal uit vier eieren van gemiddeld 47 x 34 mm. Het broeden duurt 26 à 28 dagen. Het nest wordt gemaakt in een ondiep kuiltje op een plek met niet te veel gras. Meestal broedt de kievit op grasland, maar ook op bouwland worden kievitsnesten aangetroffen.