maandag 8 juni 2015

Zwarte Kraai

De Zwarte Kraai (Corvus corone) is een grote zangvogel die algemeen voorkomt in de Benelux.


Een volwassen kraai is 48 tot 53 centimeter lang en weegt 396 tot 602 gram.[2] Kraaien zijn groter dan kauwen en in tegenstelling tot de laatste helemaal zwart, vaak met een wat groenige glans over de veren. Van de ongeveer even grote roeken zijn ze te onderscheiden doordat de laatsten een kaal stuk huid aan de basis van de snavel hebben, waardoor de snavel langer lijkt. De snavel van de roek is lichter van kleur dan de gitzwarte kraaiensnavel. Verder heeft een roek ook een 'broek', oftewel veren op zijn dijen. Een zwarte kraai heeft dit niet. Ook kan het voorkomen dat een kraai niet geheel zwart is. Het kan gebeuren dat de zwarte kraai witte veren krijgt als gevolg van verkeerde voeding.

De soort komt tot broeden in West- en Centraal-Europa, en in Oost-Azië komt een nauw verwante vorm voor, C. corone orientalis. In het tussenliggende gebied komt de bonte kraai voor die nauw verwant is, en die zowel in het oosten als in het westen van zijn verspreidingsgebied in staat blijkt met de daar voorkomende vorm vruchtbare hybriden te verwekken. Men vermoedt dat de soorten in de laatste ijstijd gescheiden zijn geraakt. Of er wel van aparte soorten mag worden gesproken is onderwerp van discussie.

Kraaien leven meer solitair dan roeken en kauwen. Het zijn intelligente vogels die zich makkelijk aanpassen aan verschillende diëten; ze zijn van alle markten thuis maar wel vrij schuw en duidelijk moeilijker te benaderen dan kauwen. In kleine tuinen zal je ze niet vaak zien. Ze eten o.a. wormen, insecten, fruit, zaden, keukenafval, eieren en jonge vogels. Ze foerageren meestal in paren, meer zelden in wat grotere groepen, vooral op weide- en akkerbouwland, niet in dichtbegroeid landschap. Kraaien hebben een reputatie als jagers van kleine vogeltjes en nestenuithalers en werden om die reden in het verleden vaak genadeloos vervolgd. Je kunt ze echter ook zien als een natuurlijke predator van vogelpopulaties. Je ziet ze ook geregeld pikken aan doodgereden dieren langs de weg en ander aas.

Het nest wordt vanaf maart in de vork van een boomtak gebouwd door beide ouders; de eieren worden door het vrouwtje uitgebroed. Ze nestelen niet in kolonies, zoals roeken en kauwen doen. De eieren zijn circa 40 bij 34 milllimeter groot, glanzend blauwgroen met donkere vlekken. De 4 tot 7 eieren worden ongeveer 18 dagen bebroed. Beide ouders voeren de jongen, die na 28 tot 35 dagen uitvliegen.

Een kraai kraait niet, maar krast. Het "kraa-kraa-kraa" wordt veel gehoord, maar hij maakt ook andere geluiden