maandag 8 juni 2015

Visarend

Opvallende kenmerken: Lengte 52 - 60 cm; spanwijdte 152 - 167 cm, haakvormig snavel, witte kop met een brede bruine oogstreep die doorloopt tot op de rug. De rug en de vleugels zijn bruin. De onderzijde is licht.


De naam 'visarend' is enigszins misleidend. Zeker, de vogel eet vooral vis, maar de soort is minder nauw verwant aan de echte arenden dan bijvoorbeeld de buizerd en de sperwer. De status van de visarend in Nederland is onzeker aan het worden: sinds enkele jaren verblijven er gedurende het voorjaar en de zomer visarenden in Nederland. Voorheen was de soort altijd een doortrekker die hier niet tot broeden kwam. Inmiddels is de kans dat er een of enkele paren (pogen te) broeden in uitgestrekte moerasgebieden (Biesbosch, De Wieden en Weerribben).

De visarend komt op alle continenten - met uitzondering van Antarctica - voor, in Europa is de verspreiding beperkt tot het noorden. Toch zijn hierop enkele uitzonderingen; in Portugal en op de Balearen broeden enkele visarenden. Ook in Nederland en Belgiƫ komt de Visarend voor, vooral op vennen met een bomenrand, het liefst met een kale dode boom er tussen, waar hij zijn prooi vaak zit op te eten.

De Visarend zit graag bij (wat grotere) beken en meren, moeras, plassen, rivieren en vennen. De visarend broedt langs heldere meren, plassen en langs sommige zeekusten. Het nest wordt meestal gemaakt in de top van een naaldboom. Op eilandjes willen de visarenden soms ook op de grond broeden. Tijdens de doortrek in het voor- en najaar zijn visarenden in Nederland vooral te zien langs het rivierengebied, Lauwersmeer, Biesbosch en Oostvaardersplassen, waar ze zich tegoed doen aan vis. In Belgiƫ zijn de vijvers van het Prinsenpark in Retie een geliefde broedplaats.

Visarenden zijn aangewezen op visrijke wateren die zich over grote oppervlakten uitstrekken en voldoende begroeiing (bossen) langs de oevers hebben om te broeden. Het Zweedse en Finse merengebied is een uitstekend voorbeeld van geschikte leefgebieden.

De Visarend broed van mei tot en met juli. Slechts een legsel met 2 tot 4 eieren. Visarenden jagen op vissen, bidt boven het water om vissen op te sporen en duikt dan tot vlak over het water om met zijn sterke klauwen de vis uit het water te grijpen. Heeft een kenmerkende silhouet in de vlucht: smalle vleugels met lange hand en slechts 4 vingers. De staart is kort en hoekig. De vis wordt meestal op een afgestorven tak boven het water opgegeten.